Werkneemster met slapend dienstverband heeft geen recht op de transitievergoeding
In veel gevallen heeft een werknemer na twee jaar ziekte recht op een beëindiging van zijn of haar arbeidsovereenkomst en op de wettelijke transitievergoeding. Toch zijn er uitzonderingen, zo blijkt uit de volgende casus.
Feiten
Werkneemster is op 1 april 1978 fulltime in dienst getreden bij haar werkgever in de functie van secretaresse. In 2000 is werkneemster uitgevallen met RSI- (gerelateerde) klachten. Met ingang van 2001 is aan werkneemster een gedeeltelijke uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 25-35%. Sindsdien ontving werkneemster, naast haar WAO-uitkering, een aanvulling uit een arbeidsongeschiktheidsverzekering van Nationale Nederlanden en een loonaanvulling van haar werkgever. Met ingang van 7 januari 2013 heeft werkneemster zich volledig ziek gemeld in de functie die zij op dat moment vervulde. Blijkens de verzuimgegevens van Arboned heeft werkneemster na een korte periode van volledige uitval, weer gedeeltelijk gewerkt, en is zij met ingang van 13 februari 2015 – de datum waarop zij aan haar schouder werd geopereerd – opnieuw voor 100% ziek gemeld.
Bij besluit van het UWV van 26 januari 2015 in het kader van de herbeoordeling van de WAO, is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 80-100%, en is aan werkneemster een loondervingsuitkering toegekend met ingang van 5 januari 2015. Werkneemster is na de operatie aan haar schouder op 13 februari 2015 met ingang van 7 september 2015 begonnen met re-integreren. Werkneemster is op 8 juni 2016 opnieuw aan haar schouder geopereerd. Bij brief van 19 mei 2017 heeft werkgever aan werkneemster bevestigd dat het UWV heeft geoordeeld dat het arbeidsongeschiktheidspercentage ongewijzigd 80-100% zou blijven, dat werkgever het dienstverband niet zou beëindigen, maar wel zou stoppen met de aanvulling van de WAO uitkering.
Werkneemster heeft op 21 november 2017 haar werkgever verzocht in te stemmen met haar voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden onder uitbetaling van de wettelijke transitievergoeding. Werkgever heeft dit echter geweigerd.
De zaak is vervolgens voor werkneemster voorgelegd aan de bevoegde kantonrechter. Werkneemster heeft in eerste aanleg onder meer gevorderd dat de kantonrechter werkgever zou bevelen tot opzegging van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van de transitievergoeding. De kantonrechter heeft de vordering van werkneemster toegewezen.
Tegen de beslissing van de kantonrechter en de daaraan ten grondslag gelegde motivering is werkgever echter in hoger beroep gegaan.
Lees hier verder voor het oordeel in hoger beroep