Prinsjesdag, dit kan HR verwachten!
Hoewel de VAR al ruim acht jaar geleden werd vervangen door de Wet DBA, is de laatstgenoemde nooit aangeslagen geweest. De vervangende wet moest opdrachtgevers en opdrachtnemers duidelijkheid geven over wanneer ze op basis van een opdracht konden werken en wanneer niet. Het resultaat was echter dat de Wet DBA geen succes was en onmiddellijk werd besloten de wet niet te handhaven en een nieuwe wet op te stellen.
DBA maakt plaats voor Vbar
De Wet DBA moet nu plaatsmaken voor de Vbar: Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden. Hoe staat het nu met die kwestie? De Vbar is nog steeds een wetsvoorstel: het is nog niet van kracht. Het is nog niet zeker of het wetsvoorstel zal overleven: internetconsultatie heeft overwegend negatieve reacties opgeleverd (ruim 1400 stuks).
De Raad van State heeft het wetsvoorstel daarom aangepast en het ligt nu ter beoordeling bij hen. De Raad van State is echter kritisch en het is niet uitgesloten dat ook de Vbar er niet zonder gevolgen doorheen komt.
Wanneer het wetsvoorstel de eerste beoordelingen heeft doorstaan, is het aan de Eerste en Tweede Kamer om het te beoordelen. Het is maar zeer de vraag of dat in de huidige samenstelling van het parlement en met name die van de Tweede Kamer zal lukken. Voorlopig blijft er dus nog geen duidelijkheid met betrekking tot de Vbar.
Daarnaast moeten ook andere wetsvoorstellen op het gebied van HR nog goedgekeurd worden. Hieronder volgt een overzicht:
Voorstel Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA)
Deze wet is bedoeld om een toelatingsstelsel in te voeren voor uitzendbureaus en andere bedrijven die arbeidskrachten ter beschikking stellen (uitleners). De uitleners moeten aan diverse eisen voldoen om tot het stelsel te kunnen worden toegelaten.
Op dit moment is het wetsvoorstel door het vorige kabinet ingediend bij de Tweede Kamer en is het gepland voor een plenair debat op 8 november 2024. Het is de vraag of dat debat zal doorgaan. In het hoofdlijnenakkoord zijn er ook een aantal afspraken gemaakt over arbeidsmigranten.
Wetsvoorstel verhoogde zekerheid voor flexwerkers
Dit wetsvoorstel bevat onder andere voorstellen voor aanscherping van de ketenregeling, verbetering van de positie van oproep- en uitzendkrachten en het zogenaamde ‘basiscontract’. De meningen van de respondenten over dit wetsvoorstel waren ook op de internetconsultatie niet erg positief.
In maart 2024 is dit wetsvoorstel eveneens ter advies aan de Raad van State voorgelegd. Op dit moment is het nog steeds in die staat. Het is tot op heden onbekend of het nieuwe kabinet deze plannen zal uitvoeren.
Wetsvoorstel wijziging van de re-integratieverplichtingen in het tweede ziektejaar
Dit wetsvoorstel is bedoeld om kleine en middelgrote werkgevers de mogelijkheid te bieden zieke werknemers in hun tweede ziektejaar te vervangen. Het voorstel is in oktober en november van het voorgaande jaar ter consultatie voorgelegd, waarbij de reacties grotendeels negatief waren. De Raad van State heeft bezwaren geuit tegen het wetsvoorstel, met name vanwege de toegenomen regeldruk die het met zich meebrengt.
Ook de Raad voor de rechtspraak heeft kritiek geuit. Volgens hun advies is het wetsvoorstel te complex voor werkgevers en te belastend voor werknemers. Het lijkt daarom waarschijnlijk dat het nieuwe kabinet deze plannen (in de huidige vorm) niet zal voortzetten.
Voorstel Wet basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen (BAZ)
Er is al veel te doen over dit wetsvoorstel onder zzp'ers en in de media. De verzekeringsmaatschappijen zijn al actief bezig met het voorbereiden van de nieuwe verzekeringsplicht. Een verplichte basisverzekering voor arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen wordt voorgesteld in het wetsvoorstel. De commissie heeft het voorstel op 11 juni besproken. Op dit plan kwamen ook weinig positieve reacties.
Desalniettemin zal de basisverzekering er waarschijnlijk wel komen. Deze wet maakt deel uit van de hervormingen die Nederland moet doorvoeren om in aanmerking te komen voor financiering uit het Europese coronaherstelfonds. Het is van groot belang dat deze wet, ook onder het nieuwe kabinet, wordt gerealiseerd. De wet moet uiterlijk in het eerste kwartaal van 2025 worden doorgevoerd, wat de nodige urgentie met zich meebrengt.
Zzp’ers hoeven echter niet onmiddellijk actie te ondernemen. Oud-minister van SZW Van Gennip heeft aangegeven dat, indien de wet tijdig wordt aangenomen, het nog ‘twee tot drie jaar’ kan duren voordat de wet volledig in werking treedt. Dit is te wijten aan de noodzakelijke aanpassingen bij de belastingdienst, verzekeraars en het UWV.